Van Zuid Marokko naar de Middellandse zee
Donderdag 6 februari rijden we Zagora uit we richting Rissani. Normaal gesproken zouden we dan eerst 90 km terug moeten rijden om de R108 naar Tazzarinne te nemen. Van de Duitser naast ons horen we dat de weg van Amazraou naar Tazzarine geasfalteerd is en goed berijdbaar. Dat scheelt veel kilometers en het is een route, die we voor het eerst rijden. Altijd leuk.
Het pakt echter anders uit. De afslag bij Amazraou is nog onverhard. We rijden ruim vijf kilometer, maar het wordt niet beter. Dus terug. Ruim anderhalf uur later rijden we dus weer door Zagora. We besluiten helemaal terug te rijden door de Draa vallei naar Ouarzazate om over Skoura naar Er Rachida te rijden.
Het is ruim 28°. De lucht is strakblauw en de route is de andere kant op toch weer anders. We stoppen weer diverse malen om een foto te maken en te genieten van het uitzicht.
Twee kilometer voor Skoura is er politiecontrole. We rijden zachtjes naar de agent en verwachten een zwaaiend handje van 'ga maar door'.
De agent laat ons echter stoppen. Piet draait het raam open. De agent vraagt naar zijn rijbewijs en de autopapieren. Ik krijg het benauwd. Dit hebben we al eerder meegemaakt. Toen dreigde de politie de groene kaart niet terug te geven. We krijgen de spullen echter gelijk terug en de man vraagt, hoe hard we hier mogen rijden. Piet antwoordt keurig 80 kilometer. Ik heb het bord 60 km echter gezien.
Dat blijkt dus juist te zijn. Met de laser gemeten, hebben we 69 km gereden. We krijgen een boete van 300 dirham ( € 27,30).
Ik pak Piets portemonnaie en laat zien, dat we nog maar 150 dirham hebben en eerst naar de bank moeten. De agent lacht en zegt, dat hij ook genoegen neemt met Arie. Ik vertel hem, dat hij dan ook mij erbij krijgt.
Piet maakt nog eens excuses en vraagt of de man een cola voor hem en zijn collega wil. En het wonder geschiedt: Piet krijgt een waarschuwing en zij een blikje cola.
We rijden met uitgestreken gezichten langzaam weg en dan kijken we elkaar aan en dan gieren we het uit. Goed geacteerd samen. Gelukkig lag mijn portemonnaie met 800 dirham niet in het zicht.
Op de camping zetten we de camper op een zonnig plekje en gaan in het restaurant een kopje koffie drinken en gelijk afrekenen. Morgen verder naar Errachida en Meski.
Vrijdag 7 februari:
We doen rustig aan. Vandaag rijden we door de Dadesvallei en rijden de Gorges van de Dades tot Imdiazen. We waren hier al eerder, maar ook nu is de slingerweg indrukwekkend. De haarspeldbochten zijn bijna haaks en zo steil, dat Piet in de eerste versnelling omhoog gaat. Eenmaal boven kijk je ademloos naar beneden.
Eenmaal terug in de vallei parkeren we bij de markt in Boumaine Dades. We bakken aardappelen en eten er sla en de laatste filetlapjes bij.
Om drie uur zijn we op camping Ourti in Tineghir. Er staat nog een Franse camper, verder is het leeg.
's Middags lopen we door het stof naar het centrum. Een mondkapje is echt niet overbodig. Overal is men hier aan het werk: aan trottoirs, bomen planten, rotondes maken, huizen bouwen. De Arbodienst kennen ze hier niet. Zonder beveiliging staat men vijfhoog te metselen.
De thermometer geeft vandaag weer 31° aan. In de stad zie je nog de invloed van de Joodse cultuur. We zien veel winkeltjes met zilveren juwelen. Tineghir is niet voor niets de tweede zilverstad achter Tiznit.
Zaterdag 8 februari:
De laatste reisdag voor een paar rustdagen. Via Tinejdad en Goulmima rijden we naar Er-Rachidia. We stoppen net voor de stad om heerlijk buiten te eten. Aan de overkant zien we in de verte een groot gebouwencomplex. Het blijkt een grote gevangenis te zijn.
Tijdens het eten gaat de TV al aan, want rond deze tijd wordt de 5000 meter schaatsen gereden.
We hebben geluk. We zijn net op tijd om alle drie de jongens te zien rijden. We blijven kijken tot iedereen gereden heeft en we zeker weten, dat Nederland plaats 1, 2 en 3 heeft behaald. Daar zitten wij dan samen middenin de woestijn in de brandende zon naar de Olympische Spelen te kijken. Bijzonder!!
We gaan naar camping La Source Bleue de Meski, 18 km buiten Er-Rachidia. Veel mensen hebben hier goede referenties over gesproken en geschreven.
We vinden een leuk plekje aan de rand van het palmenbos, waar ook de schotel Astra oppikt, want we willen toch zoveel mogelijk van de Olympische Spelen te zien.
De bladeren van de palmboom worden gebruikt voor het stoken van de broodovens. De ezel zorgt voor vervoer.
De Blauwe bron van Meski, die bij deze camping ligt, dankt zijn naam aan de blauwe mannen, die er vroeger vaak halt hielden. Voor de plaatselijke bevolking is de bron heilig. Een beetje Lourdes in de woestijn. Het wordt ook gebruikt als plaatselijk zwembad.
Wij zijn er van geschrokken, toen we er waren. Het bad was smerig, er zwommen vissen in het water en overal lag vuil. We hebben onze zwemspullen in de kast gelaten. Brr
De camping zelf en het sanitair was niet veel schoner, maar gelukkig hebben we alles zelf in de camper.
Tegen de avond gaat Piet met Arie de omgeving verkennen. Als hij terugkomt vertelt hij, dat hij een betere en schone camperplek heeft gevonden. We verkassen 200 meter verder naar Restaurant Zaid. Een prachtige plek, mooi uitzicht op de kashba, schoon sanitair en een heel aardige familie. Natuurlijk moet er weer Berberwhisky oftewel thee gedronken worden.
Om acht uur zitten we uitgeteld voor de TV.
Zondag 9 februari:
Voor het eerst sinds ......... wel een eitje maar geen boterham op zondag. Brood moet hier uit de stad komen. We eten dus crackers en beschuit. Dan maken we een wandeling door het dorpje Meski. De mensen hier zijn ook erg vriendelijk. Arie is een bezienswaardigheid. We kunnen haar zo ruilen voor een dromedaris of twee, drie.
We komen een jongen tegen, die een praatje begint. Hij heeft een Hollandse vriendin uit IJsselstein. Zij is hier op bezoek bij hem. Ze heet Wilma Jansen. We vertellen, dat we familie hebben in IJsselstein en dat we een mevrouw Jansen kennen (haha). Het was een vriendin van Piets zus. Hij vraagt ons mee om thee te drinken met zijn familie en kennis te maken met Wilma.
Ik heb nog mijn bedenkingen. Die Wilma zit echt niet op ons te wachten, als ze bij haar vriend is.
Gek genoeg klikt het bij de kennismaking gelijk. Wilma is een rasechte IJsselsteinse. In eerste instantie zegt de naam Ans v.d. Linden en de namen van Ans, Jacolien en Ferdinand haar niets. Dan meld ik, dat Ans in de Historische Vereniging zit. Ja en dan valt alles op zijn plek. Wilma is inderdaad de dochter van de enige mevrouw Jansen, die wij in IJsselstein kenden. Haar ouders waren vroeger de buren van de ouders van Joop. Als wij vertellen, dat we in Leerdam wonen, zegt Wilma dat haar vriendin daar ook woont. Ze heeft pas nog bij de nieuwe Griek in Leerdam gegeten met...... Nel van Ziel. Hilarisch, 5000 km van huis en dan zo'n ontmoeting! Toeval bestaat niet.
Wilma vertelt over haar ontmoeting met haar vriend Said in Essaouira vier jaar geleden. In deze vier jaar is veel gedaan aan de verbetering van de leefomstandigheden bij de familie hier. De benedenverdieping is klaar inclusief een echte keuken en nu wordt de eerste verdieping in orde gemaakt. Mimouna (de moeder) gaat daar haar schapen houden. Dat geeft dan ook vaste inkomsten voor het gezin.
Wij hebben nog een grote zak met kleding, schoenen en een mobieltje bij ons. Ik stel voor dat we deze zaken hier brengen. Wilma kent een aantal mensen in het dorp, die het goed zouden kunnen gebruiken. Dan wordt het tijd om afscheid te nemen. Van Mimouna krijgen we nog een vers gebakken brood mee. Met een goed gevoel gaan we terug naar de camper.
We verzamelen alle spullen en Piet brengt ze gelijk weg. Hij komt terug met een uitnodiging om vanmiddag met de familie mee te eten. Dat doen we.
Als we om twee uur komen, is de kamer vol. We zitten allemaal rond de lange lage tafel. Er worden twee grote schalen couscous neergezet. Bovenop liggen grote stukken kip. Dan komt er nog een schaal met aardappelpuree en draadjesvlees, die Wilma heeft gemaakt. Iedereen krijgt een vork en een lepel en dan wordt er gegeten. Gewoon van de schalen.
Het wordt een onvergetelijke middag. We maken kennis met de twee broers van Said en hun vrouwen. Een schoonzus is lerares Engels op een Privéschool in Er Rachidia. Ook de drie dochters spreken een woordje Engels. Daarnaast hebben ze nog een jongen van zeven en een nakomertje, een meisje van negen maanden. Zelf noemt ze het "a gift". Met een van de meisjes, Faty, heb ik gelijk een band. Ze lijkt in haar open gedrag zoveel op Sanne. Als we weggaan krijg ik van haar een gouden ringetje, wat ik beslist aan moet nemen.
Later komen de meisjes nog naar de camper kijken. Ze zijn er helemaal verrukt van. We hebben nog drie zonnebrillen van de Tour de France en een pet. Aan Faty geef ik een zilveren ring van mij.
Maandag 10 februari 2014:
Tegen de morgen gaat het waaien en om tien uur is het een echte zandstorm. Toch gaan we met de bus naar Er Rachidia om inkopen te doen.
Er Rachidia was vroeger de basis van het Vreemdelingenlegioen. Het is de hoofdplaats van de provincie Tafilalet. Alle winkels zijn gelegen aan de hoofdstraat, de avenue Moulay Ali Cherif. Langs de uitvalswegen zijn grote kazernes van het leger.
In de overdekte markt kopen we kip, groenten en brood. Ik vind het nog steeds moeilijk om vlees te kopen.Van Wilma hebben we ook een adresje gekregen, waar we wijn kunnen kopen. Tegenover het postkantoor en naast de BMCI bank.
We drinken noss-noss op een terrasje en gaan dan terug naar Meski.
In de bus is het nu heel druk met scholieren. Drie meisjes komen naast ons staan. Eerst giechelen ze wat, maar al snel hebben we een gesprek in het Frans over hun school.
Ze gaan in Marokko nog zes dagen naar school. Lange dagen en tussen de middag met de bus naar huis om te eten en om twee uur weer terug. Het lijkt een beetje op de schooldagen van Luc, alleen de zaterdag niet.
Het waait de hele dag. Pas om zes uur kunnen we de deur weer open zetten. De hele camper zit onder een bruin laagje stof. We poetsen samen en dweilen de vloer. Dan genieten we van de samenvatting van Sochi. Weer drie medailles voor de Hollanders.
Morgen gaan we door de vallei van de Ziz richting Midelt.
Dinsdag 11 februari 2014:
We nemen afscheid van Zaid en Zeynep. Het is een windstille, warme zonnige dag. Het belooft weer een mooie reisdag te worden. Het zal echter ook een van de langste en inspannendste route van deze vakantie worden.
We rijden eerst naar Midelt. De route is weer bijzonder mooi. Net voor Midelt nemen we de afslag naar de N15 richting Guercif.
Het is een smalle, slechte weg. Bij elke tegenligger moeten we de berm in. Er is veel vrachtverkeer. Na ongeveer 10 km houden we een vrachtwagen aan en vragen, of de weg zo slecht blijft. De chauffeur vertelt, dat het over vijftig km beter wordt. Wij kijken elkaar eens aan.
Piet moet zo geconcentreerd rijden, dat het niet leuk is. We besluiten om te draaien en over Fes naar het noordoosten te gaan.
Omdat we al eens over Azrou zijn gereden, besluiten we de R503 over Boulemane te nemen. Al snel rijden we tussen de besneeuwde hellingen. Ook langs de weg ligt sneeuw of is het modderig van het smeltwater.
In Sefrou moet een camping zijn. We vinden hem niet en vragen het aan de politie. Geen camping!! Dan moeten we dus door naar Fes.
Om zeven uur komen we in het donker bij camping International in Fes. Ik meld me bij de receptie. Een onvriendelijke man schuift me twee briefjes onder mijn neus om in te vullen. Daarna mag ik 110 dirham neertellen en kunnen we een plekje zoeken.
We zijn allebei doodmoe. We doen daarom het hoognodige: stroom aansluiten en kijken of we redelijk recht staan. En dan is er het verdiende pilsje en wijntje. Ook de schotel doet het.
Als we bij het toiletgebouw kijken, schrikken we. We zijn heel wat gewend in Marokko, maar dit slaat alles. Vies, kapot, geen warm water. Gelukkig hebben we alles zelf. In de loop van de avond laat ook de elektriciteit het om de vijf minuten afweten. We liggen om negen uur. Morgen vast een betere dag.
Woensdag: We nemen de kaart erbij. Wat gaan we doen. Van onze voorgenomen route is weinig overgebleven. Als we naar Oujda en Saidia gaan, komt er nog eens 1000 km bij. We besluiten Al Hoceima als verste oostelijke stad te rijden en van daar uit op ons gemak langs de kust over de N16 richting Tanger te rijden. We doen nog wat boodschappen bij de Marjane in Fes. Om elf uur rijden we Fes uit.
De eerste twee uur gaan prima, dan gaan we klimmen en wordt het mistig. De weg is slecht en smal. We zien steeds meer sneeuw op de bergen, maar ook langs de weg. Het gaat regenen. Zelfs in dit weer krijgen we constant marihuana aangeboden. Een auto probeert ons te laten volgen. Piet zet zijn richtingaanwijzer uit. De auto voor ons slaat af en dan gaan wij rechtdoor. We zien ze gelukkig niet meer.
Om vijf uur rijden we Targuist binnen. Politiecontrole. We moeten aan de kant. De beambte vraagt, waar we heen gaan. We zoeken een camping. Die is er in deze stad niet, maar we mogen wel op het parkeerterrein bij de politie overnachten. Een politieauto rijdt ons voor en brengt ons naar het bureau. Een prima plaats voor vannacht.
politiebureau Targuist Zicht op amandelbomen en Targuist
Donderdag 13 februari:
We wilden heel graag ook het noorden van Marokko leren kennen. Het rifgebergte is prachtig. Jammer genoeg hebben wij op deze mooie rit gisteren niet het beste weer gehad. Ook de bevolking is hier anders. Opdringerig, soms zelfs een beetje beangstigend. Men probeert steeds drugs te verkopen.
Vandaag hebben we vier en een half uur door de bergen gereden. Vanaf Al Hoceima tot El Jebba gedraaid, geklommen, gedaald, gedraaid, geklommen, enz. Onderweg koffie gedronken. Naast ons zaten twee jongens een pijp met tabak en marihuana te roken. Een foto maken van de pijp was geen probleem. De jongen wilde niet in beeld.
El Jebba, een dorp dat nog niet aan de toeristen is gewend. Aardige mensen, mooi plekje aan de haven. Piet is al naar de kapper geweest. Ik ben (vrijdag) vanmorgen geweest. We eten in het plaatselijk restaurant. Kortom, lekker ontspannen.
We blijven hier nog een paar dagen en gaan dan richting Tanger.